Recensie. Vincent Scheltiens en Bruno Verlaeckt over extreemrechts

Het boek ‘Extreemrechts. De geschiedenis herhaalt zich niet (op dezelfde manier)’ biedt een noodzakelijke analyse van extreemrechts om de strijd ertegen zo efficiënt mogelijk te voeren. Op een ogenblik dat het Vlaams Belang in de peilingen de grootste partij wordt en er na de verkiezingen van 2024, zeker de gemeenteraadsverkiezingen in oktober van dat jaar, het gevaar dreigt van machtsdeelname door het VB,  is het essentieel dat we weten waarmee we te maken hebben.

De sterkte van dit boek ligt vooral in de bredere historische kijk waarmee extreemrechts in een meer algemene analyse van het kapitalisme wordt geplaatst. Er bestaan natuurlijk wel meer analyses over extreemrechts: ‘The Far Right’ van Cas Mudde uit 2019 is momenteel wellicht het bekendste en meest aangehaalde. Het boek van Vincent Scheltiens en Bruno Verlaeckt heeft als voordeel dat het zich focust op de situatie bij ons, en vooral, dat het geschreven is vanuit een actieve betrokkenheid en engagement.

Verschillende lezers zullen het boek natuurlijk elk op hun manier lezen en er andere zaken uitlichten. Voor geëngageerde activisten uit de arbeidersbeweging zullen de passages die het nauwst verbonden zijn met het engagement van de auteurs wellicht het krachtigst overkomen. De poging van het Vlaams Belang om zich ‘sociaal’ voor te doen, wordt bijvoorbeeld heel scherp en precies weerlegd. Dit had gerust nog wat uitgebreider gemogen, het biedt immers uitstekende argumenten voor militanten die op de werkvloer geconfronteerd worden met het doorsijpelen van de extreemrechtse leugenpropaganda. De auteurs concluderen terecht dat sociale welvaart “altijd het product is geweest van collectieve sociale eisenstrijd.” Daarbij was er telkens een constante: “altijd en overal stond extreemrechts aan de overkant, aan de andere zijde van de barricade.”

De opmerking dat nazi-collaborateurs tot op vandaag bekend zijn, terwijl we weinig tot niets weten van verzetsstrijders uit de arbeidersbeweging, is eveneens erg scherp. Er wordt verwezen naar de communistische vakbondsman Piet Akkerman die naar Spanje trok om het fascisme te bestrijden. De Algemene Centrale Antwerpen-Waasland, waarvan Bruno Verlaeckt voorzitter is, bracht enkele jaren geleden niet toevallig een boek over Akkerman uit. Er wordt ook gewezen op de Antwerpse communiste Gilberte Borgers die tijdens de bezetting vrouwenstakingen organiseerde en uiteindelijk door de nazi’s werd vermoord. “Het historische antifascisme moet in eer hersteld en in onderwijs en straatbeeld aanwezig zijn,” merken de auteurs op. Wie neemt de uitnodiging op om over Gilberte Borgers een boek te schrijven?

Vincent Scheltiens en Bruno Verlaeckt benadrukken dat extreemrechts niet louter mag gezien worden als het resultaat van crisis en werkloosheid, vanuit wat ze een te enge economistische redenering noemen. Dat klopt natuurlijk: extreemrechts is een uitdrukking van het tijdperk waarin we leven. Een tijdperk kan nooit herleid worden tot economische kenmerken, er is een bredere kijk op verschillende facetten van de “politieke economie” nodig. De electorale opgang van extreemrechts vanaf midden jaren 1980 loopt grotendeels samen met de gevolgen van de crisis vanaf midden jaren 1970, het begin van de neoliberale aanvallen op zowel de levensstandaard van de werkenden als de arbeidersorganisaties, en het wegvallen van de hoop op een alternatief met de val van de Sovjet-Unie. Dit historische tijdperk zorgde voor een groeiende vervreemding van mensen die zich steeds minder verbonden voelden met de samenleving en haar instellingen, of met de organisaties waar hun ouders of zijzelf deel van uitmaakten. Deze vervreemding uitte zich op diverse manieren en bood ruimte voor vooroordelen en voor extreemrechts. De auteurs hebben het over een “verpulvering van sociale identiteiten” onder het neoliberalisme en dit door “de combinatie van drastische economische en sociale wijzigingen en het wegvallen van ideologische en politieke aanknopingspunten.”

Vandaag is extreemrechts heterogener dan in de jaren 1980 en 1990. Er is een bredere electorale steun in heel wat landen en heel wat extreemrechtse voorstellen worden nu als ‘normaal’ beschouwd door een (groot) deel van het politieke establishment. Dit maakt dat de auteurs, net als anderen, spreken van een “vierde golf” van extreemrechts. De instabielere wereldsituatie met aanslagen en oorlogen (en bijhorende vluchtelingenstromen), de economische recessie van 2008 en het daaropvolgende nog hardere besparingsbeleid hebben geleid tot een grotere ongelijkheid en hebben de autoriteit van zowat alle gevestigde instanties verder ondermijnd. Deze context duwde een aantal traditionele partijen richting meer openlijk racisme of nadruk op ‘identiteit’ en islamofobie. Dit zorgde voor een grotere ruimte voor een bont allegaartje van extreemrechtse partijen en individuen. Een opgang van extreemrechtse partijen vergroot het zelfvertrouwen van groepjes in de marge en kan leiden tot meer geweld. Dat zagen we met Schild&Vrienden bij ons, maar uiteraard nog sterker met de aanval op het Capitool door Trump-aanhangers in de VS op 6 januari.

Het gaat telkens om krachten die electoraal enorm scoren, maar daarom nog geen krachtsverhouding of actieve basis hebben uitgebouwd (of kunnen uitbouwen) voor een klassieke fascistische politiek. In het boek wordt gepleit voor een gezonde voorzichtigheid met termen als ‘fascisme’. De belangrijkste verschillen met de jaren 1920 en 1930 zijn het gebrek aan massamobilisatie van de ‘middenklasse’ en van elementen die van de arbeidersbeweging vervreemd zijn, naast de ideologisch zwakkere en gedesoriënteerde arbeidersbeweging. Beide elementen maken dat extreemrechts vandaag niet dezelfde rol kan spelen als het klassieke fascisme en tegelijk dat het grootkapitaal, of minstens belangrijke delen ervan, geen nood heeft aan het wanhopige instrument van het fascisme om de arbeidersbeweging de kop in te drukken. Dat neemt overigens niet weg dat de burgerij handig gebruik maakt van racisme en allerhande vooroordelen en discriminatie om zowel de eigen machtspositie als de winsten veilig te stellen. Kortom: het is niet omdat het fascisme in tegenstelling tot de jaren 1930 niet onmiddellijk voor de deur staat, dat er geen groot gevaar van extreemrechts uitgaat.

Wat te doen? Dat is de vraag die veel antifascisten zich stellen. Vincent Scheltiens en Bruno Verlaeckt overlopen een aantal strategieën waarbij ze zich uitspreken voor een actieve strijd tegen extreemrechts en tegen het ‘normaliseren’ of aanvaarden van extreemrechts. Ze hebben het uitdrukkelijk over de noodzaak om een alternatief te verdedigen, waarbij ze dit omschrijven als socialisme “ontdaan van zijn sociaalliberale vervorming of zijn stalinistische karikatuur.” Ze eindigen met de noodzaak om de arbeidersbeweging – in de brede zin – te versterken of terug op te bouwen waarbij dit gekoppeld wordt aan “de strijd voor fundamentele maatschappijverandering.”

De rol van de arbeidersbeweging in de strijd tegen extreemrechts zit expliciet vervat in dit boek, dat kon moeilijk anders aangezien het in het politieke DNA van de auteurs zit. Het had gerust meer aan bod mogen komen, aangezien de strijd van de werkende klasse bepalend is om maatschappijverandering te bewerkstelligen. Het is doorheen strijd dat de hoop op verandering onder bredere lagen van de bevolking ingang kan vinden en zo een materiële factor kan worden. Niet dat zoiets eenduidig of lineair gebeurt. We zagen dit in ons land met het indrukwekkende syndicale actieplan van eind 2014 dat de steun voor eisen als een vermogensbelasting sterk deed toenemen en de retoriek over ‘ouderwetse’ en ‘machteloze’ vakbonden minstens tijdelijk terugdrong. Het speelde mee in de electorale groei van PVDA/PTB. Tegelijk zorgde het breed gedragen verzet tegen de asociale regering van Michel-De Wever ervoor dat de N-VA steeds meer uit het vluchtelingenvaatje ging tappen om de eigen populariteit op peil te houden. Samen met de afkeer tegen het asociale beleid werkte dit de mogelijkheid van een hernieuwde groei van het Vlaams Belang mee in de hand. De ongeziene gezondheidscrisis en de gevolgen ervan op economisch vlak, zullen vandaag een grote stempel drukken op de strijd tussen de hoop van de arbeidersbeweging en de wanhoop waar extreemrechts op teert.

Er zijn nog heel wat zaken om verder te verdiepen of te verfijnen. Dat is eigen aan een kernachtige analyse die zowel politieke perspectieven als een historische omkadering bijeenbrengt rond een breed thema als extreemrechts. Door de vaak bizar gegroeide en soms erg misleidende bomen het extreemrechtse bos zien, daar een schets van maken, aanzetten inzake ‘bosbeheer’ formuleren en dat op een goede 130 pagina’s: dat is wat de lezer voorgeschoteld krijgt met dit boek. We hopen dat het boek een zo breed mogelijke verspreiding kent onder antifascisten en dus zeker ook binnen de arbeidersbeweging. Tenslotte hopen we dat dit boek geen eindpunt is, maar het begin van debatten en vervolgteksten en vooral dat het de lezers aanzet tot betrokkenheid in actief antifascisme en in de strijd voor maatschappijverandering.