Op initiatief van het ABVV werd op zaterdag 21 mei in het centrum van Antwerpen een herdenking van de in 1936 vermoorde vakbondsmilitanten Albert Pot en Theo Grijp gehouden. Er werd verzameld aan het Operaplein, in de buurt waar de twee vermoord werden. Vervolgens werd in betoging naar het BTB-lokaal aan de Paardenmarkt getrokken. Daar werd in 1936 in reactie op die moord van onderuit een staking geëist en effectief afgedwongen. Met 150 aanwezigen was het een geslaagde herdenking die ongetwijfeld een traditie zal worden.
Op de herdenking afgelopen zaterdag waren er bij aanvang twee sprekers: Antwerps ABVV-voorzitter Bruno Verlaeckt en schrijver Tom Lanoye. Die hielden sterke toespraken waarin ze ook de link met vandaag legden. Tom Lanoye erkende dat hij Pot en Grijp en het verhaal van 1936 voorheen niet kende, maar beloofde bij te dragen om het onder de aandacht te brengen, bijvoorbeeld in de vorm van een theaterstuk. Op het eindpunt op de Paardenmarkt sprak BTB-voorzitter Frank Moreels via een videoverbinding.
Een goed geheugen versterkt ons in de strijd die vandaag nodig is tegen zowel extreemrechts als voor onze sociale eisen zoals rond koopkracht. Die twee zijn net als toen nauw met elkaar verbonden: de offensieve strijd van 1936 die onder meer de veralgemening van betaalde vakantie, echte loonsverhogingen en sociale bescherming afdwong, duwde extreemrechts even terug in het defensief. In een internationale context van massale stakingen en bedrijfsbezettingen in Frankrijk en gewapende strijd tegen het fascisme in Spanje, was het in 1936 mogelijk om het fascisme nog te stoppen. Helaas werd dit niet doorgezet, maar het potentieel bestond om de oorlog te voorkomen.
Ook vandaag is sociale strijd en het afdwingen van eisen in het belang van de werkende klasse essentieel om extreemrechts te stoppen. Koopkracht is vandaag het centrale thema. Extreemrechts probeert zich daarrond te profileren, maar staat steeds aan de andere kant van de barricaden als de arbeidersbeweging de strijd voor effectieve maatregelen opvoert. Die strijd ernstig nemen zal bepalend zijn en kan ook de verkiezingen van 2024 er helemaal anders laten uitzien. Sommigen gaan ervan uit dat het vaststaat dat Vlaams Belang en N-VA op een overwinning afstevenen en dat het politieke debat in Vlaanderen door rechts en extreemrechts zal gedomineerd worden. De Franse presidentsverkiezingen geven echter aan dat dit niet zo hoeft te zijn. Een consistente linkse stem kan scoren en het politieke debat omgooien. De strijd voor de koopkracht die nu op gang komt richting geven, zowel qua organisatie en actieplan als qua programma en alternatieven, kan het verschil maken.
Video: bekijk de toespraken van Bruno Verlaeckt en Tom Lanoye
Staking van 1936
Het is belangrijk dat het ABVV de staking van 1936 herdenkt. Het is immers een voorbeeld van offensieve strijd die blijvend resultaat opleverde. Het opeisen van onder meer betaalde vakantie als verwezenlijking van de arbeidersbeweging versterkt de strijd vandaag.
In 1936 werden Albert Pot en Theo Grijp, militanten van de socialistische transportbond BTB, vermoord door extreemrechtse activisten. Op de dag van hun begrafenis, 26 mei, werd een 24-urenstaking gehouden. Het ongenoegen beperkte zich niet tot het dodelijke geweld op de twee collega’s, in de haven broeide het al langer en over veel meer. De lonen liepen achter op de prijsstijgingen en er werd al jarenlang bespaard op de levensstandaard van de werkenden. De moord op Pot en Grijp was slechts de druppel die de emmer deed overlopen.
De vakbondsleiding werd gepasseerd door de basis die zich niet neerlegde bij een éénmalige 24-urenstaking. De basis was symbolische acties om wat stoom af te laten beu. De BTB-leiding zag zich onder druk van de basis – met onder meer een vechtpartij voor de lokalen van de BTB aan de Paardenmarkt – genoodzaakt om een grote meeting in het Sportpaleis te houden en om op 2 juni de oproep voor een staking te lanceren met als centrale eisen een 40-urenweek, algemene loonsverhoging, een minimumloon van 32 frank per dag en zes dagen betaald verlof. De vakbondsleiders erkenden dat de staking “over den kop van de leiding uitbrak.”
De staking sloeg snel en spontaan over naar andere sectoren: scheepsherstellers, de diamantsector, … en vanaf 9 juni ook onder meer de steenkoolmijnen en de metaalsector. FN-Herstal, in de buurt van Luik, werd bezet door het personeel. Het was meteen de eerste grote bedrijfsbezetting uit de Belgische sociale geschiedenis. Communistische militanten zoals Emiel en Piet Akkerman speelden een grote rol in de uitbreiding van de staking in de diamantsector. Beide broers sneuvelden nadien in Spanje waar ze gingen vechten tegen het fascisme. Vera Akkerman, de vrouw van Emiel, trok daarop ook naar Spanje om de strijd verder te zetten en was tijdens de oorlog betrokken bij de verzetsorganisatie ‘Het Rode Orkest’ rond Leopold Trepper.
De beweging groeide snel: eerst in Wallonië waar tegen 15 juni de staking algemeen was in de arbeiderscentra en daarna ook in Vlaanderen en Brussel. De zwaartepunten lagen in Antwerpen, Luik en de Borinage. Pogingen om communautaire verdeeldheid te zaaien, werden beantwoord met de slogan: “Uw voornaam is Vlaming of Waal, uw achternaam is arbeider.” Het aantal stakers liep op tot een half miljoen. De regering zag zich verplicht om op 17 juni voor het eerst in de geschiedenis nationaal overleg te houden met de vakbondsleidingen en de werkgevers.
Regering en patronaat moesten toegevingen doen, ze vreesden een verdere uitbreiding van de stakingsbeweging en hadden de ervaring van de stakingsgolf van 1932 nog vers in het geheugen. Bovendien was er het Franse voorbeeld: de massale golf van stakingen en bedrijfsbezettingen vanaf mei 1936, maar met een hoogtepunt in juni 1936, dwong het patronaat en de nieuwe Volksfrontregering daar tot verregaande toegevingen aan de arbeidersbeweging. Het was dat of de controle helemaal verliezen en dan stond een breuk met het kapitalisme op de agenda. De bazen aanvaardden sociale verworvenheden als echte loonsverhogingen en betaalde vakantie om te vermijden dat ze zelf alles zouden verliezen. Toegegeven, met betaalde vakantie hoopten ze ook dat de arbeiders in de zomer even niet op de werkvloer zouden komen en hierdoor voldoende afgeleid zouden zijn om geen verdere acties organiseren.
Echte loonsverhogingen en betaalde vakantie
In ons land kwam het nationaal overleg tot een voorstel met een loonsverhoging van 7 tot 8%, de invoering van een wettelijk minimumloon, de invoering van de 40-urenweek in de mijnen en het recht op 6 dagen betaalde vakantie voor alle werkenden. In een aantal sectoren werden voor het eerst paritaire comités (voor overleg tussen werkgevers en werknemers) opgezet. De havenarbeiders werd een bijkomende loonsverhoging beloofd. De nationale vakbondsleiders stelden voor om vanaf 24 juni het werk te hervatten. In een aantal sectoren werd die oproep niet gevolgd, zo staakten de Antwerpse scheepsherstellers tot begin augustus en de textielarbeiders van Moeskroen tot 6 juli. In een aantal sectoren werd voor 24 juni niet gestaakt, maar nadien wel om ook in deze sectoren paritaire comités te bekomen om onder meer regelingen voor het betaald verlof uit te werken.
Op 8 juli 1936 was de wet over het betaald verlof een feit. Onder druk van een strijdbare en offensieve algemene staking kan het snel gaan! Voor de toepassing ervan in alle sectoren waren nog acties nodig. Bij de stakingsacties die tot het bekomen van het betaald verlof leidden, vielen gewonden en zelfs een dode: een vrouw in Quaregnon werd gedood door kogels van de rijkswacht die willekeurig schoten loste na eerdere confrontaties met stakers.
Voor 1936 bestond betaalde vakantie enkel in grote bedrijven waar de vakbonden sterk stonden. Zo werd in 1925 acht dagen vakantie afgedwongen bij de spoorwegen. Maar het was pas in 1936 dat het recht op betaalde vakantie voor iedereen gold. Voor kleine ondernemingen met minder dan tien werknemers werd dit pas in 1938 ingevoerd. De druk van het massale arbeidersprotest en de radicalisering na de Tweede Wereldoorlog leidden tot een verdubbeling van het vakantiegeld. Onder druk van de opstandige en revolutionaire algemene staking van 1960/61 werd in 1963 een derde vakantieweek ingevoerd.
Iedere verworvenheid die we als gewone werkende kennen, is er niet zomaar gekomen. Het is op basis van strijd en stakingen dat we zaken afgedwongen hebben. Daarbij hebben de werkgevers op ieder ogenblik geklaagd over de stakers die de bevolking en de economie zouden ‘gijzelen’ en zich onverantwoord opstelden. Als we de werkgevers laten doen, dan zouden we geen enkele sociale bescherming kennen want dat bedreigt hun ‘concurrentiepositie.’ Dan zouden ze onze werkloosheid en miserie organiseren, onze koopkracht verder kelderen en wie daar iets over durft te zeggen, meteen repressief de mond snoeren.
Herdenken om te leren voor de strijd vandaag
De herdenking van Pot en Grijp, maar uitdrukkelijk ook van de staking van 1936 én het resultaat van die staking, is een uitstekend initiatief. Het ging niet alleen om het verleden, maar ook over vandaag en de strijd voor betere arbeids- en loonvoorwaarden voor de werkende klasse. Dat is meteen ook onderdeel van het verzet tegen extreemrechts dat vandaag opnieuw goed scoort in peilingen en haar verdeeldheid verspreidt, ook onder collega’s op de werkvloer. Kort voor de vakantieperiode is het nuttig om eraan te herinneren dat het niet op basis van schoppen naar migranten of al wie ‘vreemd’ is dat sociale vooruitgang geboekt is, maar door met de arbeidersbeweging en antifascisten op te komen voor systeemverandering.
Op de herdenking in Antwerpen was Steunpunt Antifascisme aanwezig met een stand aan het Operaplein en in het BTB-gebouw op de Paardenmarkt. De rode driehoekjes – symbool van strijd tegen fascisme en racisme – vlogen de deur uit. We plannen om later dit jaar met Steunpunt Antifascisme een bijdrage te leveren aan de herdenking van de staking van 1936 en het verdere engagement van voortrekkers zoals de broers Akkerman en Vera Akkerman in het verzet tegen het fascisme in Spanje en in het geval van Vera Akkerman tegen de nazibezetting hier.