In 2006 verscheen een boek met het verhaal van Regine Beer, een overlevende van de holocaust. Opwekkende lectuur is het niet, maar het is onmogelijk om onverschillig te staan tegenover de diepe emoties en de strijdbaarheid van deze kranige vrouw.
Regine Beer werd geboren in 1920. Kort na haar geboorte trokken haar ouders naar Antwerpen op zoek naar een beter leven. Regine groeide op in de stad en maakte van op een afstand de opkomst van het nazisme mee. Ze stond er niet bij stil, maar haar vader was van Joodse afkomst. Dat kwam ze pas in 1940 te weten, na de inval van de nazi’s. Toevallig kwam Regine op het Jodenregister terecht nadat de directrice van haar school haar had aangemaand om na te kijken of ze niet op een dergelijke lijst moest staan.
De broer en zus van Regine waren getrouwd met niet-Joden en ontsnapten hierdoor aan de verplichting om zich te melden als Jood. Op 3 september 1943 werd Regine opgepakt door de Gestapo en werd ze afgevoerd naar de Dossin-kazerne in Mechelen. Pas daar leerde ze een aantal Joodse gebruiken en tradities kennen, voorheen was ze daar amper mee in aanraking gekomen. Maar de nazistische “grondigheid” had Regine meegesleurd in de Jodenvervolgingen.
Vanuit de Dossinkazerne werd Beer in 1944 overgebracht naar Duitsland. Dat gebeurde toen er bevel kwam om Joden met de Belgische nationaliteit allemaal naar Duitse concentratiekampen over te plaatsen. Vanuit Mechelen trokken 27 konvooien naar het Oosten, 25.257 mensen werden gedeporteerd. Slechts 1.291 ervan zouden de oorlog overleven… Regine Beer werd overgebracht naar Auschwitz.
Het leven in een concentratiekamp was verschrikkelijk. In plaats van een persoon werd iedereen een nummer, Regine Beer werd “5148”. Enkel wie bekwaam was om te werken, kreeg een nummer. De anderen werden onmiddellijk bij aankomst vergast. In de barakken waar de gevangenen verbleven, sliepen soms tot 700 mensen. “De vloer was meestal gewoon aangestampte aarde. Het krioelde er van luizen en ratten. Aan weerszijden van een centrale gang waren dan de slaapbakken. We lagen er soms met vier of meer in, er was plaats voor amper twee personen.” De gevangenen konden zich amper wassen of verfrissen met de nodige gezondheidsproblemen van dien. Regine Beer ontsnapte meermaals nipt aan de dood en overleefde uiteindelijk de oorlog.
Het einde van de oorlog betekende echter niet zomaar het einde van de oorlog voor Regine Beer. De gevolgen bleven nazinderen. Het leven in een concentratiekamp waar iedere vorm van solidariteit werd afgestraft en ieder aspect van menswaardigheid in rook opging, liet sporen na. Zaken als psychologische begeleiding of slachtofferhulp, hoe beperkt deze ook mogen zijn, waren toen onbestaand. Het verwerkingsproces bleek niet evident te zijn en het zorgde voor schroom om over het oorlogsverleden te praten.
Anderzijds zorgde de ervaring in Dossin en Auschwitz bij Regine Beer voor een vastberaden antifascistische opstelling. Dat aspect woog stilaan door en zorgde ervoor dat ze haar verhaal liet optekenen en ook mondeling bracht op honderden bijeenkomsten van voornamelijk scholieren. Pas in 1979 durfde ze voor het eerst voor een groep spreken over haar ervaringen. Pas na “zwarte zondag” 1991 besloot een uitgeverij haar verhaal ook als boek te willen uitbrengen. De opkomst van het VB en van racistische vooroordelen schokken Regine. Daarom blijft ze het belangrijk vinden om haar verhaal te doen.
Het boek “Mijn leven als KZ A 5148” is aangrijpend. Het is een getuigenis die we moeten overdragen naar nieuwe generaties jongeren zodat de verschrikkingen van het nazisme nooit zouden worden vergeten. Daarnaast kan Regine Beer voor jongeren ook een inspiratiebron zijn om zich actief te verzetten tegen racisme en extreemrechts.